Waarom heeft zij geen punkhaar? vraagt mijn dochter. We kijken een film waarin een meisje wakker wordt met twee prachtige vlechten, er zitten zelfs lintjes in. Mijn dochter wordt iedere ochtend zo wakker:
Ik zelf eigenlijk ook, en dat lijkt me een normale manier van wakker worden.
Inderdaad: waarom worden mensen in films nooit wakker met punkhaar?
Ik haat het als er koffie wordt gedronken in films, jij? appte een vriendin laatst uit het niets op een dinsdagavond. Het was bijna elf uur. We hadden elkaar al een poos niet écht gesproken, dus het was een nogal abrupt, maar ook verfrissend bericht.
Het bezorgde me dezelfde sensatie als ‘Vandaag in de natuur’ op het Centraal Station van Utrecht, waar je tussen de winkelende en forenzende drukte altijd even van je stuk wordt gebracht door het informatiebord waarop bijvoorbeeld staat dat ringslangen hun eieren leggen in broeierige mesthopen.
Het nogal briljante kunstwerk geeft de aankomst- en vertrektijden van vogels, planten en insecten weer: wanneer welke vogels migreren, wanneer bepaalde plantjes ontspruiten, wie wanneer eitjes legt en welke insecten nu wakker worden in plaats van dat de trein naar Purmerend Overwhere over drie minuten vertrekt.
(Waarschijnlijk gaat er helemaal geen trein tussen Utrecht en Purmerend Overwhere en ik ben nog nooit in of op Purmerend Overwhere geweest, maar sinds ik ooit een bus zag rijden met de bestemming Purmerend Overwhere ben ik gefascineerd door Purmerend Overwhere. Ook de bus met bestemming Almere Homerus vond ik intrigerend, maar al met al toch minder dan Purmerend Overwhere.
Overwhere? Yes, Overwhere. Het komt van ‘Over de Weersche Polder’, aan de andere kant van de Where, het kanaal dat de Beemster met Purmer verbond en vernoemd was naar een visweer oftewel een visfuik. Ergens voelt Purmerend nog steeds een beetje als een visfuik, en Utrecht Centraal soms ook).
Ik appte de vriendin terug dat ik het altijd zo haat als mensen in thrillers in hun eentje een donker huis binnengaan en dat een vrouw die overduidelijk uren aan haar outfit besteed heeft na de seks altijd heel nonchalant de blouse van de man aantrekt en dat er make-up op haar gezicht zit als ze wakker wordt of in ieder geval dat de make-up nétjes op haar gezicht zit.
Dat ik het haat wanneer een acteur in een enge film doet alsof hij zo pomtiedom nietsvermoedend een kamer binnenloopt en dat bijna geen enkele acteur goed kan spelen dat hij achteloos door een stapeltje post flikt tot het moment dat hij dat ene poststuk onder ogen krijgt want natuurlijk voel je de hele tijd al aankomen dat DIE ENE BRIEF er tussen zit.
Ik haat het ook dat ze in horrorfilms nooit gewoon even een lampje aandoen en dat het onvermijdelijke meisje-in-nachthemd áltijd liever een kaars pakt in plaats van bijvoorbeeld een zaklamp en dat ze ook als het steenkoud is niet eerst even een jas aantrekt maar in dat satijnen hemdje naar buiten loopt en…
Woeps sorry, dit was niet voor jou bedoeld, appte mijn vriendin terug.
Wist ik natuurlijk, maar ik had gewoon vreselijk veel zin om te antwoorden.
Ik kon nog wel even doorgaan bovendien. Mijn grootste haat concentreert zich eigenlijk rond kinderfilms, want wat haaaaaaaaat ik het dat families altijd in gigantische huizen wonen. Wat willen de makers daarmee zeggen? Dat dat normaal is, dat een kast van een huis de norm is? Eenzelfde soort haat als tegenover de weliswaar mooi gemaakte (en inmiddels ter ziele) rubriek Binnenkijken in NRC, waarin nou nooit eens een sociale huurwoning gefotografeerd werd. Zelfde irritatie voel ik bij de rubriek Spitsuur in diezelfde krant, waarin mensen (bijna altijd samenwonende stelletjes) vertellen hoe ze hun dagen rondom werk en kinderclubjes organiseren en hoeveel ze verdienen en dat is bijna nooit minder dan twee keer modaal en al helemaal nooit richting armoedegrens.
Oké. Kinderfilms.
Zelfs in de kinderfilms van de NTR woont de familie bijna altijd in een vrijstaande villa met een gigantische tuin en alle kinderen, het zijn er meestal ook meteen drie, hebben een reusachtige eigen kamer en de Zonnatura-stralen spatten er vanaf.
Of ze wonen in de stad, maar dan wel in een prachtig grachtenpand van drie verdiepingen. Wie zijn die mensen? Is dat wat de makers de kijkers mee willen geven, dat de kindjes met hun balkonnetje op drie hoog nogal achter het net hebben gevist? Nooit zien we een normaal gezin in een galerijflat - als er al een keer een familie in een galerijflat woont, dan is het steevast een probleemgezin.
En dan hebben die kinderen het dus perfect voor elkaar, gaan ze ruziemaken! Ja, het zijn kinderfilms, het zijn kinderen, kinderen doen kinderachtig, maar moet dat ook meteen zó vreselijk kinderachtig?
Er is één (ik gok Amerikaanse) animatieserie die de kroon spant, ik ben de naam gelukkig vergeten maar hij is echt om te kotsen, het gaat over een paar opgedirkte trientjes die in sexy jurkjes door de lucht vliegen en de hele tijd met piepstemmetjes tegen elkaar zeggen dat ze elkaar stóm vinden en elkaar nóóit meer willen zien en vervolgens weer elkaars béstie zijn forever.
Er worden natuurlijk ook heel erg veel mooie films en series gemaakt, maar het gekke is dat de doelgroep in mijn huis op drie hoog het liefst naar dit soort verschrikkelijke trientjesseries kijkt.
Dan heb je dus een platform, dan heb je bakken met geld om iets fraais te maken voor kinderbreinen die zich in turbostand ontwikkelen, dan heb je kortom ruimschoots tijd en ruimte om daarover na te denken en dan besluit je: ja! Laten we voor al die nog onbezoedelde breintjes vol levenslust allemaal bloedirritante meisjes fabriceren met heel erg veel make-up op die zich de hele tijd vreselijk druk maken om de meest onbeduidende dingen. Topidee! En nu moet ik aan het merk TOPModel denken en begint mijn bloed echt te koken.
Mijn dochter kreeg een beautycase voor haar verjaardag. Even voor de duidelijkheid: toen ze vijf werd. Ze was dus nét geen vier meer, ze was een pril kleutertje. En deze beautycase was niet een zak schmink in alle kleuren van de regenboog, maar een gigantische roze toilettas vol nagellak, lipstick, oogschaduw en parfum.
Voor een kind van vier. Oké vijf. Maar zelfs bij het dubbele van haar leeftijd had ik het nog afschuwelijk gevonden.
Ach, zie het gewoon als schmink, zei een vriendin, dat waait allemaal vanzelf weer over.
Een geruststellende gedachte, maar het is inmiddels een half jaar later en het is nog steeds niet overgewaaid. Sterker nog: soms hebben we ruzie omdat ze lipstick mee naar school wil, omdat ze parfum op wil spuiten of omdat ze zich ‘nog even mooi wil maken’.
Ze is vijf. Ze is prachtig. Maar vooral: VIJF.
Een kind van vijf zuigt het leven op, het absorbeert alles en registreert overal de subtiele nuances.
Wat doen die meiden? vroeg ze toen we laatst over de Wallen naar huis fietsten.
Dat zijn knuffeldames, flapte ik eruit voor ik er erg in had. Knuffeldames? Waar kwam dát nou weer vandaan? Maar ze nam er meteen genoegen mee.
Moeten knuffeldames altijd zo met hun haren draaien? vroeg ze en ze deed het voor met een denkbeeldige lange lok over haar schouder en getuite lippen. VIJF.
Die meiden zijn mooi! riep ze daarna en wees naar twee duidelijk gebotoxte en zwaar gemaquilleerde meiden in jarretels.
Ja vind je dat?
Ik wil ook zo mooi zijn, zei ze een beetje beteuterd.
Jij bent op je allermooist precies zoals ze je bent.
Niet, zei ze, ik vind het niet leuk dat ik zo geboren ben.
Ik vertelde dat deze dames ook niet zo geboren waren, en sindsdien is dat de vraag van de dag. De vrouw bij de buurtkroeg die heel veel rookt en dan heel hard rochelt en de poep van haar hond een keer gewoon met haar handen oppakte en in de vaart gooide: is die zo geboren? Is de groentenboer zo geboren? Is de man die altijd met die grote rode papegaai door het park wandelt zo geboren? Is die papegaai zo geboren? Het is een ara, vertelde de man met de ara toen we een praatje met hem maakten.
Misschien hoort het er allemaal bij, misschien valt het allemaal mee en misschien zien kinderen prima het verschil tussen poppen en de werkelijkheid, tussen films en de werkelijkheid, tussen reclame en de werkelijkheid, tussen botoxgezichten en echte gezichten, tussen poppenplaatjes en klasgenootgezichtjes.
Maar misschien valt het niet mee. Een poosje geleden zag ik bij de Intertoys in de Baarsjes deze meid metersgroot op het raam hangen:
Je zou er zo voorbij fietsen, gewoon reclame voor een speelgoedwinkel, maar kijk eens beter. Beginnen bij de tandjes. Dat zijn zo te zien nog melktandjes, dus het meisje is waarschijnlijk niet veel ouder dan zes. Ze heeft glimmende lipjes, en niet van de appelsap, maar van de lipgloss die ze draagt. Heeft ze dat zelf gedaan? Nee, als een kind van zes zichzelf schminkt ziet het eruit als een glitterlieveheersbeestje met waterpokken.
Deze Intertoyskleuter heeft perfecte winged eyeliner boven haar ogen. Haar wimpertjes hebben in een wimpertang gezeten, of zijn het nepwimpers? Misschien is het heel erg dure mascara. Ze heeft roze oogschaduw op en blush op haar wangen. En daar zijn meerdere volwassenen verantwoordelijk voor geweest. Er is iemand geweest die deze campagne bedacht, die dacht: bingo! een kind van zes met vijf barbies en een dikke laag make-up. Er is een visagist geweest die dacht: mooi, gaan we doen! Er was een leidinggevende, een fotograaf, een stilist, enzovoort. En niemand zei: wacht even, jongens, ze is nog maar zes, is al die make-up nou nodig? Zelfs haar ouders blijkbaar niet. En wat is er eigenlijk met de kaaklijn van dit kind aan de hand, met haar mini-jukbeentjes, de hele vorm van haar hoofd?
Oh ja wacht ik wilde een rant houden over TOPModel. Iedereen die een kind kent tussen de vijf en tien ongeveer, kent het merk TOPModel. Het is een merk voor kinderen, ze verkopen make-up voor kinderen en kleurplaten van bikinimodellen voor kinderen en al die modellen hebben dikke zwarte wimpers en grote borsten en opgespoten lippen. TOPModelmeiden maken altijd millennialhartjes met hun handen en kusmondjes met die veel te grote lippen en alle kleuters doen dat na.
Ik zoek op wie de mensen achter TOPModel zijn, en stuit op een stuitend bedrijf met de naam Depesche, een bedrijf dat bedacht heeft dat het een goed idee is om make-up aan kleuters te verkopen, een bedrijf dat totaal onrealistische bimbopoppen maakt met mini-bikini’s en hoge hakken en nepwimpers en daar heel erg veel marketingbudget op stukslaat; reclame dus die zich in kinderbreintjes moet nestelen.
Op de site staan bio’s van alle medewerkers. De illustrator vertelt dat zij haar baan niet heeft gevonden, maar dat de baan háár heeft gevonden; hier kan zij al haar ideeën op papier zetten. Haar ideeën (voor basisschoolkinderen):
De productmanager houdt van de ‘hoge normen aan de nieuwe producten die de ogen van kinderen laten stralen’. Bedoelt ze de Dress Me Up-bimbo’s? De poppen die kinderen (kinderen!) zelf aan kunnen kleden en op kunnen maken met de bijgeleverde opgespoten plaklippen, nepwimpers, minirokjes en stilettohakjes? De hoge normen:
De redacteur van TOPModel Magazine is heel blij dat ‘haar gekke gedachten uiteindelijk creatieve content worden die kinderen inspireert.’ Bedoelt ze daarmee misschien de TOPModel-verkiezing, waarbij zeven meiden strijden om de eerste plaats?
De “gekke gedachten” lijken vooral te schuilen in wat er zoal mist wanneer je ‘content’ wilt maken ‘die kinderen inspireert’… Er missen kinderen met normale lippen, kinderen met normaal haar, kinderen met een normale neus, kinderen met normale wenkbrauwen, kinderen zonder make-up, oh wacht, we missen: KINDEREN.
Kinderen die pissebedden willen vangen en over de kop proberen te slaan op de schommel en daarna varkens willen aaien en ijs eten. Kinderen met een snotneus die je de hele dag bij een trampoline kunt achterlaten.
De vertegenwoordiger van het bedrijf is trots dat hij iedere keer nieuwe producten kan laten zien aan zijn klanten. Alle medewerkers van Depesche zijn trots op hun bedrijf, een bedrijf dat zich met compleet gestoorde schoonheidsidealen en een reusachtige marketingafdeling richt op basisschoolkinderen om hen te bewegen zo veel mogelijk van hun spulletjes te bemachtigen, ik vind het misschien wel misdadig.
Laatst werd er op straat iemand ingerekend door de politie.
Wat heeft die gedaan? vroeg mijn dochter.
Weet ik niet, zei ik.
Vechten met een zwaard?
Nee dat denk ik niet, ik denk dat het gewoon een boef was.
Ja, is het een boef, mama? Of is het misschien gewoon een sukkel?
Dát lijkt me nou een mooi kinderprogramma: is het een boef, of is het gewoon een sukkel? We beginnen bij de hoofdverantwoordelijke voor TOPModel.
Doodeng, dat TOPModel. Bijna enger dan die stofzuigers die in de Intertoys-gids stonden voor meisjes toen ik jong was. Ja. Stofzuiger. Stofzuigers, keukentjes, en een "schoonmaakset". Alsof ze wilden zeggen: "Droom maar niet te groot moppies". Kotsen.
(Ik zal Utrecht Centraal na het lezen van dit verhaal overigens ook voor eeuwig zien als een visfuik, bedankt daarvoor. Ik kon mijn vinger er al niet op leggen, maar dat is gewoon wat die overprikkelingshel middenin m'n lieve stad is).
Het is stuitend. Laten we in godesnaam De Boef Of De Sukkel gaan maken!