Die groene auto is toch van jou? Door de intercom klinkt het accent van de buurman van twee deuren verderop.
Handrem vergeten, denk ik. Gracht. Olielek. Straat geblokkeerd, honderd boze vrachtwagens. Of misschien weer een joyrider die alle auto's in de straat heeft geramd zoals twee jaar geleden toen het de politie was die kwam vragen of die groene auto van mij was.
Ik zou 'm maar even weghalen, roept de buurman, want er komt een sinkhole precies waar jij staat!
Ik sprint naar beneden, meer uit enthousiasme over het zien van een sinkhole dan uit angst voor mijn auto. Als ik mocht kiezen: autoschade en een sinkhole zien, of geen autoschade en nooit een sinkhole zien, dan koos ik meteen dat eerste. Mijn hele auto laten opschrokken door een sinkhole en daar dan naar kunnen kijken, of nooit een sinkhole zien: absoluut dat eerste. Ook vanuit mijn naïeve privilege van vertrouwen dat er vast wel ergens een clausule is waardoor mijn auto dan door de gemeente wordt vergoed.
Op straat is teleurstellend weinig aan de hand. Mijn auto staat net niet netjes met één wiel op de stoep geparkeerd, en de buurman schopt tegen de stoeprand.
Kijk maar, hiero. Er borrelt wat water omhoog naast de paardenbloem die zich tussen de tegels door heeft gewurmd.
Paardenbloemen zijn voorbeeldoverlevers: hun zaadjes hangen aan kleine parachutes waarmee ze overal naartoe waaien om zich dan in de kleinste kieren en spleetjes te laten vallen. Door hun superlange wortel kunnen ze op alle droge, harde plekken waar andere planten niet kunnen wortelen toch groeien, dus ze hebben amper concurrentie.
Nu staan zowel de paardenbloem als mijn auto in een diepe plas water, terwijl het niet heeft geregend.
Let maar op, zegt de buurman, binnen een paar dagen zit hier zó'n gat.
Drie dagen later is de straat afgezet. In de stromende regen hobbelt een kleine graafmachine van een aanhanger, er worden twee parkeerplaatsen aan straattegels weggehaald en twee mannen met een schep beginnen samen met die graafmachine aan het graven van een gat. Er blijft water uit omhoog borrelen, er blijven slagregens op neerdalen, het grondwater staat met een metertje onder straatniveau ongeveer net zo hoog als het water in de vaart.
Tot hoe ver moeten jullie graven? vraag ik als ze al een uur aan het graven zijn.
Tot de waterleiding, zegt de man in het blauwe regenpak, dit is allemaal kraanwater wat omhoogkomt.
Sinkholes ontstaan doordat de grond wegzakt, bijvoorbeeld na zware regenval of een gesprongen waterleiding, en waterleidingen springen door bijvoorbeeld verzakkende kades. De kade waaraan ik woon is al jaren ernstig aan het verzakken, zoals bijna alle kades in de stad, want net als huizen staan veel oude bruggen en kademuren hier op houten palen. En de meeste van die palen zijn gefundeerd op de eerste stabiele zandlaag onder de stad, een zandlaag op twaalf meter diepte die al in de zestiende eeuw werd ontdekt.
Een reusachtig probleem, want Amsterdam heeft ongeveer zeshonderd kilometer (!!!) aan kademuren, waarvan het grootste deel in slechte staat verkeert. De meeste van die kademuren stammen nog uit de tijd dat de draagkracht vooral op paard en wagen was berekend, dus de gemeente moet de komende jaren kilometers en kilometers aan kades vernieuwen om verzakkingen, sinkholes en erger te voorkomen. Het lijkt mij een van de meest complexe ondernemingen sinds het aanleggen van de Noord/Zuidlijn; ik denk aan al die duizenden kabels en leidingen die door de kades lopen, alle bomen op de kades, alle wortels van die bomen, de bevoorrading van de stad over die kades, de hulpdiensten, alle tramrails, het ophalen van vuilnis…
Mijn kade stond twee jaar geleden al op de planning, maar tot nu toe is alleen nog maar de boom voor mijn raam weggehaald. Oh ja, er zijn ook vier parkeerplaatsen aan de waterkant ontmanteld om te voorkomen dat door het gewicht van precies die vier auto's de kade nog verder zou verzakken. Ze hebben die parkeerplaatsen toen afgesloten met een gigantische plantenbak van grindbeton die er vele malen zwaarder uitziet dan mijn auto, en die plantenbak hebben ze precies zo neergezet dat kleinere auto's nog steeds aan weerszijden kunnen parkeren, waardoor er nu altijd vier auto's plús twee plantenbakken van grindbeton op de kade staan die te zwaar was voor vier auto’s.
Door die verzakkende kades knappen de waterleidingen, dit is al de derde dit jaar, een paar maanden geleden spoot er urenlang een hoge kraanwaterfontein in de straat, dat was bijna net zo pijnlijk om te zien als al het drinkwater dat we dagelijks door de wc spoelen terwijl niet eens zo heel ver verderop mensen geen schoon water hebben.
Al dat water verspoelt de ondergrond, zegt de man met de schep, tot het punt dat er geen draagvlak meer is en dan fwoemp. Weg. Hij installeert een pomp die het inmiddels vies geworden drinkwater uit het gat zuigt en in de put achter hem loost. Zijn collega giet een jerrycan van vijf liter Albert Heijn-mineraalwater in de pomp.
Staat hij nou mineraalwater in die pomp te gieten?
Ja, dan slaat-ie vacuum en pakt-ie 'm weer. Het klinkt zo logisch dat ik even niet meer snap wat er niet logisch aan is.
En dan gaan jullie straks de leiding plakken?
Ja, zo kun je het wel een beetje zien, maar dan met een speciaal koppelstuk en een klem met rubber ertussen.
En dat doe je dan overal waar de waterleiding knapt?
Ja, maar die leiding is al meer dan vijftig jaar oud, dat is heel zacht staal, ik zie op de plattegrond al veel meer punten staan hier in de straat, ze kunnen maar beter de hele leiding vervangen als je het mij vraagt.
De mannen zijn uren bezig om dieper dan het grondwater te komen en per uur vergeet ik wel zeven keer dat er geen water uit de kraan komt. Confronterend hoe vaak ik de neiging heb om de kraan te gebruiken en hoe vaak ik uit mijn stoel opsta.


Aan het einde van de ochtend wordt er aangeklopt. Het is mijn onderbuurman van 82, hij komt zeggen dat het water eraf ligt. Ik denk ik zeg het even, zegt hij.
Dank je wel, zeg ik. Ik had het in de gaten. Hoe gaat het bij jullie?
Goed hoor, goed hoor. Een verdieping lager schuifelt zijn vrouw naar de trapleuning om zich in het gesprek te mengen. Ze draagt zoals altijd haar lichtblauwe ochtendjas. Vroeger (vijf jaar geleden toen ik hier kwam wonen) droeg ze nog mantelpakjes en zat haar haar nog netjes in model. Van achter lyceum, van voren museum, zei ze altijd over zichzelf.
Moet je luisteren, begint ze iedere zin, en ze verdwijnt iedere dag verder in haar ochtendjas, je ziet haar met de dag kleiner en grijzer worden.
Mama, zei mijn dochter laatst, als jij later gekrompen bent mag jij al mijn knuffels en jasjes hebben hoor.
Moet je luisteren, zegt de buurvrouw met in haar ene hand een bord met daarop een groot stuk Viennetta-ijstaart en in haar andere hand een peuk, ze is een soort hele schriele, stokoude dude. Ze haat koken, heeft ze me weleens verteld, het enige wat ze de hele dag doet is roken en lezen. Haar man rookt en kijkt dan televisie met de koptelefoon op, want zij kan niet tegen het geluid van de televisie. Ze zetten nooit eens een raampje open en eten ook nooit iets vers, altijd soep uit een pak of ragout uit een blik of, als ze een keer gezond willen doen, een quiche van de supermarkt. Die bak ik dan wel even op in de koekenpan, zegt ze. Maar nu is ze haar tanden kwijt, ze krijgt ze pas over zes weken weer terug. Oud worden is op zich niet erg hoor, vindt ze, maar dit is ontzettend vernederend. Ze kan alleen maar vla eten. En ijs. Dus eet ze maar ijstaarten om weer een beetje aan te komen.
Hebben jullie nog iets nodig? vraag ik.
Nee meid, nee hoor, moet je luisteren, wij hebben niet zo veel meer nodig.
De buren van nog een verdieping lager komen ook even buurten in het trappenhuis. Hij is 98 en moet na een respectievelijke val van de trap, een val van de stoep én een val van de stoel die hij op de keukentafel had gezet om een plafondlampje te verwisselen verplicht met een wandelstok lopen en hij haat dat zo dat hij uit protest altijd met zijn stok hoog in de lucht zwaait als hij over straat loopt, sneller dan de meeste mensen. Met zijn dunne postuur en zijn pluizige witte haartjes doet hij me een beetje aan een paardenbloem denken.
Ik kan me niet voorstellen dat deze lieve buurtjes er op een dag niet meer zullen zijn, fwoemp, weg, en ik kan me ook niet voorstellen dat ik hier ooit níet woonde, dat dit ooit niet mijn trappenhuis was, dat dit ooit niet mijn buren waren, dat dit ooit niet mijn huis was, dat er hier ooit andere mensen woonden.
Een huis is niet loyaal, las ik laatst in een boek.
Dat klopt. Dit huis werd mijn huis via woningruil, wat betekent dat je precies tegelijk moet oversteken, dus dat je in je eigen huis wakker wordt en dat je 's avonds ineens in elkaars huis gaat slapen. Ik moest na de verhuizing de sleutel nog inleveren, dus fietste ik die avond naar het huis waar ik die ochtend nog wakker was geworden en waar ik zeven jaar had gewoond, waar ik moeder was geworden, het huis waar ik en later ik met mijn dochtertje samen zo veel herinneringen had gemaakt en toen ik binnenkwam kreeg ik bijna een acute psychose. Het huis waar ik een halve dag eerder nog mijn galgenontbijtje had gegeten en de laatste doos had dichtgevouwen, was onherkenbaar. Ze hadden in die veertien tussenliggende uren de muren geschilderd, de vloer eruitgehaald, overal wit zeil gelegd. Er stonden nieuwe meubels en die meubels waren van leer en dat leer was veelal wit en de verf op de muren was gemengd met glitters.
Ja er bestaat witte muurverf met glitters.
Ik heb geen herinnering aan huilen, maar het kan bijna niet anders dan dat ik daar in het huis dat die ochtend nog mijn lieve thuis was en een paar uur later zo vijandig aanvoelde gehuild heb.
Inmiddels kan ik me niet meer voorstellen dat ik ooit níét in het huis woonde waar ik nu woon, dat hier ooit iemand woonde met zo'n lelijk witleren interieur dat ik er bijna niet doorheen zag schemeren hoe mooi het kón worden en ik kan me ook niet voorstellen dat er ooit een ander huis zal zijn dat zo ontzettend als mijn huis zal voelen als dit huis, terwijl het huis zelf er totaal onverschillig onder is en zich vast en zeker gewillig in alle kleuren zal laten overschilderen als de tijd daar is.
Wat ik me ook niet kan voorstellen is dat er geen water uit de kraan komt, terwijl we daarmee toch in de minderheid zijn. Meer dan de helft van de mensheid heeft geen toegang tot schoon drinkwater. Om een kleine druppel te doneren kun je Charity:water steunen, 100% van alle donaties gaat direct naar waterprojecten. Of de waterprojecten van Oxfam Novib.
"Mama, zei mijn dochter laatst, als jij later gekrompen bent mag jij al mijn knuffels en jasjes hebben hoor."
Och <3