Mijn huizenblok wordt in de steigers gezet. De steigerbouwers bonken en kloenken en beuken en schelden. Het huizenblok is vier verdiepingen hoog en ze doen het gehele blok met z’n drietjes. De langste van de drie is waarschijnlijk de baas. Hij schreeuwt in ieder geval het hardst en het lijkt ook alsof hij uitsluitend scheldwoorden schreeuwt. Poetoooooooooww, schreeuwt hij vaak. Een van de drie steigerbouwers rochelt aan een stuk door, misschien is het de schreeuwende baas maar daar ben ik nog niet achter.
Nu ze op mijn raamhoogte zijn aanbeland, de bovenste verdieping, word ik bevestigd in wat ik altijd al dacht: nooit naast een steiger in opbouw gaan staan. En ook in het vermoeden dat al dat gevloek terecht is: hun baan is levensgevaarlijk en zwaar.
De steiger heeft nog geen valbeveiliging en de steigerbouwers lopen er op het tempo van toch nog de tram willen halen overheen. Met stalen buizen in hun handen. En stalen tussenplateaus. Klauwhamers. Ze rennen over de deinende platen met hun handen beschermend tegen de rammelend volle zakken van hun capuchontruien. Ze geven loodzware rasters aan elkaar door naar boven, buitenlangs, zonder zekering. Gisteren kletterde er een stalen buis omlaag. De buis kwam klem te zitten tussen het loopvlak en de muur en bleef vlak boven de stoep hangen. Heel lang klonk er heel erg veel geschreeuw van de man van wie ik vermoed dat hij de baas is.
Mijn dochter heeft een vriendinnetje te spelen. Ze hebben elkaar geschminkt als regenboogglitterlieveheersbeestjes en zien eruit als kleuters met een veel te vrolijk gekleurde ziekte. Ze hebben ook elkaars haren geschminkt (paars) en elkaars tanden (rood).
De volgende activiteit is: de steigerbouwers laten zwaaien. De jongste steigerbouwer blijft stoïcijns voorbijlopen. Hij ziet de kleuters met hun rode tanden niet, of kiest ervoor om ze niet te zien. Het lijkt alsof steigerbouwers oogkleppen op hebben voor de huizen waar ze zich doorlopend voor bevinden, ik heb ze nog niet een keer naar binnen zien kijken.
Als ik steigerbouwer was, dan zou dat het enige zijn wat ik de hele dag zou doen: binnengluren bij onbekende huizen. Die hobby sluimerde altijd al in mijn leven, maar nam een jaar of vijftien geleden groteske vormen aan toen ik een huis wilde kopen.
Als ik mijn jongere zelf één bericht zou mogen sturen, dan was dat: koop dat huis! Om het even welk huis, achterlijke natte krant!
De wereld die toen als huizenzoeker voor me openging: schaamteloos rondsnuffelen in andermans huizen. Ik vroeg als een gek bezichtigingen aan. Eerst bij serieuze koopopties, later ook bij minder serieuze koopopties en uiteindelijk puur vanwege het feit dat iemand een compleet Grieks haventafereel op de muur van de woonkamer geschilderd had. Of vanwege de kattenkrabmuur die iemand in de keuken had opgetuigd (geen kattenkrabpaal; een volledige kattenkrabmuur). Er was een huis met zwartlederen gordijnen, er waren verzamelingen van honderden Euroshoppercolaflessen, frituurkamers; er volgden heel veel bezichtigingen.
Al gauw ontdekte ik dat niet de prijsklasse boven mijn budget het meest interessant was om bij binnen te gluren, maar juist de allergoedkoopste huizen. Daar gebeurde het: de glazen schedels vol kleingeld naast sigarettendraaimachines, de volledig donkerpaars geschilderde interieurs met als enige lichtbron een terrarium, hoarderrommelzolders.
Ik kocht niet een van de huizen, zelfs niet het huis in de Jordaan met de drie (weliswaar kleine maar toch: DRIE) woonlagen omdat ik het allemaal toch iets te hokkerig vond voor twee ton. Correctie: waar ik eerst ‘achterlijke natte krant’ schreef bedoelde ik iets stevigers, iets wat het totale gebrek aan visie wat beter onderstreept.
Inmiddels behoor ik tot de groep mensen die zich nooit meer een koophuis zal kunnen veroorloven — voorgoed veroordeeld tot huur.
Het voordeel van een huurhuis is dat je daarmee woningruil kunt doen. Het voordeel van woningruil is dat je dan op de woningruilwebsite door eindeloos veel foto’s van interieurs kunt swipen. Het is verslavend, het is net Tinder, op een dag heb je het uitgespeeld en weet je hoe hart- en huiszoekend Nederland er binnen een straal van 5 kilometer bij ligt.
Niet al te best in veel gevallen.
Waar ik bij Tinder niet de behoefte voelde om met twijfelgevallen af te spreken, is die behoefte er bij woningruil juist wél.
Mijn huidige huis verkreeg ik ook via woningruil, maar niet voordat ik eerst tientallen andere gegadigden bezocht en daarna een paar niet-gegadigden, puur omdat ik zo nieuwsgierig was geworden door de foto’s.
Inmiddels vraag ik geen bezichtigingen meer aan, maar is het mijn nieuwe hobby om televisiefoto’s te verzamelen — de televisie is op de woningruilwebsite een beetje de vis van de Tinderprofielfoto.
Opvallend veel mensen op de ruilwebsite zetten hun televisie pontificaal op de foto; gebaseerd op mijn eigen waarnemingen staat in zeker 37% van de woningruiladvertenties de televisie er bijna beeldvullend op.
Dit is mijn lievelings, met op de ouderwetse televisie de titelsequentie van Frost:
Of deze, waarbij ik ook gefascineerd ben door het potje vitaminepillen, de zonnebril, de huissleutels en de zak Werther’s Original die naast de televisie lijken te liggen. De foto werd — gezien de ondertiteling — gemaakt op het moment dat Steve net verschoond was en had gedronken:
Of deze. Is dat een sigaret die daar in een groen vaasje met wat droogbloemen zit? Ja.
Nog een kleine greep uit de televisieverzameling, waarbij de beeldbuis de functie van de ouderwetse haardplaats in veel gevallen heeft overgenomen, maar er in sommige gevallen ook gewoon mee amalgeert.









De kleuters hebben beet: de scheldende baas hangt ter hoogte van ons raam over een steigerbalk en roept dat ze er zo mooi uitzien.
Jullie facejes, yes!!! roept hij met zijn duimen omhoog.
Hoe heet jij? roepen de gepokte kleuters.
Peter, roept hij terug, de beste naam! En jouw naam? Mooiiii! Gooooood! roept hij en zwaait dan naar mij.
Ik zwaai terug, maar hij blijft zwaaien. En dan wenkt hij.
Water! kucht hij als ik de balkondeuren open. Glass of water please, miss. Cosy house, zegt hij ook nog en dan krijgt hij een onbedaarlijke rochelbui.
Vlug breng ik hem een groot glas water.
Mama, vraagt mijn dochter, moet die niet beter onder een dekentje op de bank gaan liggen met een filmpje?